WWW.BROODJEBROOD.NL

Duvelsjong

Begin jaren vijftig is Herman een klein dik jongetje met een brilletje. Hij lijkt nog in heel weinig op de rocker die hij later zal worden.
Zijn grote liefde voor dieren is wel al overduidelijk aanwezig. Zo is hij kind aan huis op de boerderijen in de buurt van Zwolle.
Daar helpt hij de boeren met het voederen of het schoonmaken van de stallen. Op een mooie pinksterdag vraagt een boer aan Herman welke beloninghij wil hebben voor zijn hulp. Waarop Herman een pasgeboren biggetje aanwijst. Zo gevraagd en zo gekregen. Herman is zielsgelukkig. Hij noemt het biggetje: Jezus.
Al gauw zijn Herman en Jezus onafscheidelijk. De boeren zien hem steeds minder, want Herman heeft zijn handen vol aan Jezus. Jezus eet alles wat los en vast zit en groeit in rap tempo uit tot een enorm zwijn. Voor Herman is Jezus het mooiste varken op aarde. Als hij leest dat er in Dedemsvaart een wedstrijd voor huisdieren wordt gehouden aarzelt hij dan ook geen moment. Herman wast Jezus van top tot teen en kamt alle klitten uit zijn haar. Nadat hij zelf zijn beste kleren heeft aangedaan gaat hij op pad.
Herman voorop en Jezus vlak daarachter.
De mensen in de buurt hebben van de wedstrijd gehoord. Velen hangen uit het raam of staan voor hun deur om Herman en Jezus geluk te wensen. Hermans vriendjes lopen met hem mee en al gauw vormt zich een bonte stoet op weg naar de wedstrijd.
Tussen de vele honden, katten, cavia’s en parkieten vormt Herman met zijn varken Jezus een opvallende uitzondering.
Helaas voor Herman en Jezus is een varken volgens het reglement geen huisdier. Ze mogen niet meedoen. Dit tot grote teleurstelling van Herman en zijn meegereisde fans. Die laten de twee echter niet zitten en zetten de yell in: ‘Herman en Jezus kampioen, ook al mag je niet meedoen!’ Het hele publiek haakt in en kiest massaal voor de underdog.
Steeds harder klinkt het ‘Herman en Jezus kampioen, ook al mag je niet meedoen!’
De jury zwicht uiteindelijk en bedenkt toch nog een prijs. Herman is de koning te rijk als Jezus onder luid gejuich van het publiek de poedelprijs krijgt.
De stemming is euforisch. Herman wordt op vele schouders rondgedragen en Jezus schrokt de grote taart naar binnen die ze hebben gewonnen. Maar in het wilde feestgedruis verliest Herman Jezus op een zeker moment uit het oog.
Het beest neemt de kuierlatten en wandelt de openbare weg op. Daar wordt Jezus geschept door een vrachtwagen. Als Herman het dramatische nieuws uit de mond van de chauffeur ten oren krijgt is hij in tranen. Ontroostbaar gaat hij langs de kant van de weg zitten. Een godvruchtige oude dame ontfermt zich over hem: ‘Kindje wat is er gebeurd?’ vraagt ze, ‘waarom heb je zo’n verdriet?’ ‘Jezus is dood,’ snikt Herman. ‘Ja maar jongen, daar hoef je niet om te huilen. Het is goed dat Jezus is gestorven. Hij is gestorven voor onze zonden.’ Herman, die niet religieus is opgevoed, kijkt haar niet begrijpend aan. ‘Jezus is een varken!’ roept hij uit.
De vrouw trekt wit weg, waarna ze hem een pets op zijn wang geeft: ‘Een duvelsjong ben je. Een duvelsjong!’

Het verhaal wordt al jaren verteld door de boer die het biggetje aan Herman cadeau heeft gedaan.
De geschiedenis heeft nog een aardig (krul) staartje. Jaren later brengt de boer Herman een bezoek bij een optreden. De boer weet door te dringen tot in de kleedkamer. Daar vraagt hij Herman wat het zou moeten kosten om een schilderij van zijn varkens te maken. Herman herkent de boer niet. Bovendien zit hij er niet op te wachten een paar varkens te schilderen. Daarom mompelt hij binnensmonds een exorbitant bedrag: ‘Vijfduizend gulden.’ ‘Vijftigduzend gulden?’ herhaalt de boer die Herman klaar-
blijkelijk niet goed heeft verstaan,’ das wel erg aan de pries. Tienduzend hek er voor euver.’ ‘Deal’, mompelt Herman, ditmaal wel verstaanbaar.