WWW.BROODJEBROOD.NL

De Paal van Herman

Ik houd niet van openingen. Tenzij glad geschoren,’ was een van Hermans gevleugelde uitspraken.
Als hij in juni 1994 de eerste paal beschildert van het Rotterdamse winkelcentrum ‘De Koopgoot’
zinspeelt hij daarop: ‘Nooit kreeg ik zo een harde paal bij een opening.’
De bijdrage van de kunstenaar levert veel publiciteit op en wordt succesvol geëxploiteerd.
Miniatuur eerste paaltjes vinden grif aftrek en de bouwput omringd met werk van Brood trekt veel bekijks.
Het werkelijke kunstwerk, de betonnen paal, wordt echter snel vergeten. Die wordt niet lang erna met de andere heipalen gesneld zodat hij kan bijdragen aan een egale ondersteuning van het winkelcentrum.
Onder de koppensnellers die de bewuste dag dienst hebben ontstaat nog een collegiale strijd over wie ‘Herman Brood mag omleggen’.
Nadat de kunstpaal onder vrolijk gejoel met een pneumatische hamer is neergehaald wordt hij netjes op de trailer geparkeerd, tussen zijn grijze betonnen collega’s. Klaar om afgevoerd te worden.
De chauffeur van de truck die de eer te beurt valt om De Herman Brood te begraven is echter een sluwe.
Hij bedenkt dat die paal een leuk zakcentje kan betekenen. Met de volgeladen oplegger rijdt hij rechtstreeks naar een vriendje dat contacten heeft in de illegale kunsthandel.
‘Daar ken je helemaal niks mee joh. Iedereen kent dat ding’, merkt zijn bevriende kunstcrimineel op.
‘Maar weet je wat. Ik vind het zelf wel een leuk ding voor in mijn tuin. Hier, een meiertje ken je krijgen.’
Teleurgesteld pakt de vrachtwagenchauffeur het briefje met honderd gulden aan en begint de paal van de wagen te takelen. Al takelend bekruipt hem het gevoel dat hij door zijn kameraad in de maling is genomen.
En dan straks voor een paar mille verkopen zeker, schiet het door zijn hoofd. Ik zal hem krijgen!
Waarop hij de heipaal door de lucht manoeuvreert en op het dak van het riante landhuis legt.
Daar is het dak niet op berekend. ‘Man, wat flik je me nou!’ tiert de kunsthandelaar. Met luid gekraak boort de Herman Brood zich dwars door de zolder, rakelings langs het wiegje in de babykamer, recht door de tv, in de vloer van de huiskamer. De mannen rennen naar binnen. De ravage is niet te overzien. Maar het kunstwerk vertoont geen schrammetje.
‘Zo hé! Ik wist niet dat die Brood zo’n harde paal had’, grinnikt de chauffeur.


De kunstpaal van Brood staat tot op de dag van vandaag bij wijze van relikwie in de kamer van de kunsthandelaar.